woensdag 6 oktober 2010

Gastcollege 2: Games en Onderwijs

De tweede gastspreker van deze cursus is werkzaam bij STT, stichting toekomstbeeld der technologie. Dit is een onafhankelijke stichting met als doel inspirerende toekomstvisies met impact verder uit te werken. In het gastcollege richtte hij zich op Serious Games, waarbij de impact van de game op de samenleving een graadmeting is voor de vraag wat een Serious Game nu precies is. Ook meent hij dat games in het onderwijs het meest voor de hand liggende gebied is voor de uitbreiding van Serious Games. Ook in het artikel van Herz ‘Gaming the system’ wordt gesteld dat games en netwerken op de computer grote voordelen biedt voor het onderwijs. In het gastcollege kwam naar voren dat games in het onderwijs zullen aansluiten bij de leefwereld van kinderen, ze spelen immers zelf thuis ook veel computer spelletjes. De omschakeling van school en vrije tijd wordt dus steeds vager waardoor kinderen steeds in dezelfde toestand verkeren. Doordat ze steeds in dezelfde toestand verkeren is de kans groter dat er verslaving optreed.1 Dit stelt Jeroen Jansz, onderzoeker aan de Erasmus Universiteit te Rotterdam. Door dit risico op verslaving wordt er dus een gedragsprobleem gecreëerd bij de (jonge) studenten. Wel zegt Jansz dat hier maar een kleine groep vatbaar voor is.
Ook werden in het hoorcollege en in het artikel gesteld dat gaming steeds socialer wordt. Herz meent dat de huidige verdeling die bestaat in een klas kan worden veranderd door het spelen van games en netwerken. De betweters in de klas zullen bijvoorbeeld een andere rol krijgen wanneer bepaalde games een prominente rol zullen gaan spelen in het onderwijs. Hierdoor ontstaat volgens Hertz een nieuw soort hiërarchie in een klas waarbij mensen veel meer aan elkaar gewaagd zijn.
Herz heeft het niet over de nieuwe samenstelling van de klas, maar door het handhaven van een nieuw systeem komt er ook altijd een nieuwe hiërarchie in de klas. Door het spelen van games en het participeren op netwerksites ontstaan er juist nieuwe problemen. We zien al heel veel pesterijen via games en netwerken, en juist als je achter een computer zit is het makkelijker voor sommige mensen om anderen aan te spreken en te pesten dan in ‘real life’.2Ook stelt Herz dat het verder komen in een game meer stimuleert dan het halen van een hoog cijfer. Het zou volgens haar voor een student beter zijn om de informatie die hij of zij tot zich krijgt toe te passen in een game, dan bijvoorbeeld het maken van rekensommen in een schrift. In de game mag je naar een volgend level als je voldoende over de stof beschikt. Dit zou een grote stimulans zijn voor  studenten om de kennis tot zich te nemen.     
        Ook zegt Herz dat een online leerplek de studenten moeten leren om actief mee te doen in het creëren van ervaringen.3 Ze moeten niet alleen de stof tot zich nemen, maar ook actief gebruik maken van de stof. Het is hierbij belangrijk dat dit systeem hierbij mee werkt en het werk van studenten erkent. Dit komt tot stand wanneer anderen bijvoorbeeld de content die door de student is geplaatst te downloaden. Hierdoor ziet de student dat anderen geïnteresseerd zijn in de geplaatste content, dit zou een brandstof zijn voor de participatie van een student en zet kennis om in sociaal kapitaal.
Maar naast de voordelen van dit systeem kleven er ook nadelen aan. Een student kan een tamelijk slecht stuk posten op de site en deze kan toch door velen gedownload worden en hoog gewaardeerd worden door zijn medestudenten. Medestudenten kunnen het bijvoorbeeld een heel grappig stuk vinden, terwijl de content van het stuk verder niet aansluit bij de lesstof. Ook de rol van de leraar is hier discutabel. Het systeem ziet er in eerste instantie goed uit, studenten onderling geven aan of ze iets waarderen door middel van downloaden en berichten te posten, maar de leraar komt hierbij op de tweede plek. De leerlingen beoordelen elkaar en het is bekend dat leerlingen meer invloed hebben op elkaar, dan ouderen op leerlingen.4
Kortom, games in het onderwijs hebben wel degelijk voordelen, maar er kleven ook een hoop nadelen aan en er zijn gaten in het systeem. Daarbij loopt Herz  wel heel hard van stapel. STT is meer ‘gereserveerd’ over het gebruik van games in het onderwijs. Ze benadrukken wel dat het belangrijk is, maar geven ook aan dat er nog veel onderzoek naar moet worden gedaan.


1 Anoniem, ‘Games in het onderwijs nuttig of verslavend?’, docentvo.kennisnet, http://docentvo.kennisnet.nl/880/zorgen-games-in-het-onderwijs-voor-verslaving, geraadpleegd 3-10-2010
2 Anoniem, ‘Digitaal pesten’, online.nl,  http://www.online.nl/webwijzer/veilig-internetten/article/digitaal-pesten/, geraadpleegd 5-10-2010
3 J.C. Herz, ‘Gaming the system. What Higher Education Can Learn from Mulitplayer Online Worlds’ 
4 Anoniem, ‘Medisch Webboek 1.4, http://www.medischwebboek.nl/category/levensloop-van-de-mens/1-4-schoolgaand-kind/ ,geraadpleegd 5-11-2010

1 opmerking:

  1. Beste De Jong,

    bij deze mijn feedback op je blog. Wat me het eerste opviel is misschien niet het belangrijkst, maar mijn commentaar is het letten op details: ik kan nergens je voornaam vinden, en met betrekking tot je stuk zelf mis ik een (duidelijke) alinea-indeling. Het zou fijner lezen als je analyse niet één grote lap tekst was. Ik denk ook dat een duidelijk alinea-indeling de opbouw van je analyse beter naar voren doet komen.

    Een positief punt waren de bronnen; hier had je duidelijk meer uit gehaald dan in bv. de studiehandleiding aangeboden werd. Dit geeft je stuk meer diepte en een beter onderbouwde context.

    Verder start je je analyse met uitleg over de spelers, wie wat doet en wat er besproken wordt. Deze introductie maakt het makkelijk de rest van je analyse te begrijpen, dus dat is ook een pluspunt.

    Wat ik soms nog mis is een academische schrijfstijl. Het is goed dat je je eigen mening naar voren laat komen, maar sommige zinnen doen wat te simpel aan. Bijvoorbeeld; "Maar wat heeft de leraar hier voor inbreng?" of "We zien al heel veel pesterijen via games en netwerken, en juist als je achter een computer zit is het makkelijker voor sommige mensen om anderen aan te spreken en te pesten dan in ‘real life’.".

    Deze laatste zin is ook een voorbeeld van mijn laatste commentaar, namelijk dat je soms aannames of stelling inbrengt, die verder niet worden onderbouwd. Bij bijvoorbeeld "we zien al heel veel pesterijen", komt bij de lezer direct de vraag op "volgens wie dan?" Dit soort vragen moet je zelf kunnen herkennen wanneer je je stuk naleest en vervolgens moet je hierop in spelen door deze stellingen te onderbouwen, of weg te laten.

    Verder heb je wel een goede poging gedaan om de literatuur en het hoorcollege op elkaar te betrekken, en heb je hierbij extra bronnen gezocht.

    Groeten,

    Ludwine Dekker

    BeantwoordenVerwijderen