woensdag 27 oktober 2010
Feedback op de blog Mariana
Je blog ziet er prima uit! Mooi taalgebruik ( je probeert volgens mij het herhalen van woorden als maar etc te vermijden waardoor het een levendig verhaal wordt). Daarbij zijn de kopjes van de berichten ook duidelijk, en is je spelling ook goed. Wel zou ik bij sommige stukjes een introductie geven. Bij het stuk over nieuwe technologie en het onderwijs begin je met een voorbeeld, maar misschien is het duidelijker om eerst even te zeggen wie er kwam spreken en waar het over ging. Daarnaast vind ik het voorbeeld wel heel erg leuk omdat je zo de praktijk er bij betrekt. Ook is het heel goed dat je zelf allerlei bronnen opzoekt bij de hoorcolleges/artikelen. Ik vind alleen de opdracht over de stelling die we aan het begin van de cursus kregen een beetje mager, maar in de stukken daarna heb je je heel goed ontwikkeld. Succes nog.
feedback van Milou van Bruggen op mijn blog
Feedback op logboek Saskia de Jong
Voor deze cursus moeten we twee maal feedback geven op het logboek van een mede student. Het tweede logboek dat ik van feedback ga voorzien is die van Saskia de Jong. (http://w1dejong.blogspot.com/).
Allereerst valt op dat de vorm van je blog heel neutraal is, zwarte tekst op een witte achtergrond. Dit geeft rust en je berichten zijn goed te lezen, je wordt niet door gekke achtergronden afgeleid. Als ik je blog doorkijk mis ik de nieuwsberichten, maar misschien plaats je die niet op je blog en heb je ze wel gezocht. Het is misschien toch handig om deze op je blog te plaatsen indien je ze hebt.
Taalgebruik en spelling
Je gebruikt voor je blog een goed taalgebruik. Het is makkelijk leesbaar en toch redelijk academisch geschreven, je hebt een goed evenwicht hierin gevonden. Als ik je berichten bekijk op spelling is er niets op aan te merken. Ik heb heel weinig spelfouten of slordigheden ontdekt, mijn complimenten hiervoor.
Inhoud
Allereerst is het een goed punt dat je bij je berichten waar nodig correct bronnen vermeldt. Wat ik bij sommige berichten op je blog wel mis is een korte inleiding, de lezer valt hierdoor midden in een verhaal. Schrijf je een inleiding dan weet iedereen die op jou blog kijkt waar je over het over gaat hebben en waarom. Bij je bericht ‘Verslag week 1 over auteursrecht/ piracy’ geef je wel weer een inleiding. Het hoeft maar heel kort te zijn zo’n inleiding. Bijvoorbeeld bij de post over de film ’12 angry men’ heb je geschreven: “Afgelopen donderdag hebben we de film 'Twelve angry men' gezien.” Dit is goed, maar duidelijk is als je er ook achter zet dat je één personage uit de film moest kiezen en deze zal gaan beschrijven. Bij het stuk over het mini-debat miste ik ook de inleiding, je kunt hierbij bijvoorbeeld heel kort vertellen dat je een mini debat hebt bijgewoond en er een reflectie op gaat schrijven.
Ik zal hieronder specifieker op twee berichten ingaan die je hebt geplaatst op je blog.
Gastcollege 2: Games en onderwijs (woensdag 6 oktober)
Je hebt het hier over een gastspreker die werkzaam is bij STT en je praat over ‘hij’, misschien is het handig om zijn naam te noemen (Jacco van Uden). Je brengt het gastcollege en het artikel goed met elkaar in verband, de overgang tussen het artikel en het gastcollege maak je heel vloeiend. Je gaat niet van de hak op de tak. Een goed punt vind ik ook dat je je eigen mening verwerkt in het bericht. Om de overzichtelijkheid te bevorderen is het misschien handig als je de tekst in alinea’s opdeelt.
Verder is het heel duidelijk dat je nummers plaatst achter bepaalde stukken tekst waar je naar een bron verwijst. Een klein punt is verder dat Herz een vrouw is en geen man, zoals jij impliceert in je bericht, je spreekt namelijk over ‘hem’ in plaats van ‘haar’. En deze zin loopt niet helemaal lekker: “Ik meen dat de motivatie van studenten is hierbij verkeerd wordt gestuurd, …”
Reflectie debat journalistiek en nieuwe media (woensdag 20 oktober)
Het bericht is duidelijk geschreven en gestructureerd. Je hebt een aantal voor- en tegenargumenten op een rij gezet, maar niet alle argumenten genoemd wat ik een goed punt vind, anders wordt het veel te langdradig. Het is genoeg als je de hoofdargumenten van het debat noemt. Je hebt een goede reflectie op het debat gegeven, maar wat ik miste is dat je niet inging op de houding/ spreekvaardigheid en overtuigingskracht van de debaters (dit doe je wel in de reflectie op het debat over games en onderwijs). En je had eventueel nog iets kunnen melden over hoe Ludwine (de voorzitter) haar rol in het debat vervulde; wat was positief en wat negatief?
Kleine slordigheden in dit stuk:
“Dit komt denkik omdat…” tussen denkik moet een spatie.
“…een duidelijke winnaar aan te weizen.” Het is natuurlijk: wijzen.
Ik hoop dat je wat aan de feedback hebt, succes verder!
Milou
Milou
woensdag 20 oktober 2010
Reflectie debat Journalistiek en nieuwe media
De stelling van het derde debat luidde: “Journalistiek als professionele beroepsgroep moet veranderen naar een open praktijk”.
De voorzitter van deze week was Ludwine, de voorstanders waren Michelle en René en de tegenstanders waren Mariana, Roos en Max.
De eerste ronde:
Enkele argumenten voor deze stelling waren:
- Er hoeft geen tijd te worden besteed aan de afbakening tussen journalistiek en burger journalistiek
- We zijn al op weg naar een open praktijk en deze kan gewoon niet tegengehouden worden
- We kunnen onze tijd beter gebruiken aan het in goede banen brengen van deze ontwikkeling dan ons er tegen te verzetten.
Enkele argumenten tegen deze stelling waren:
- Burgerjournalistiek is nooit echt betrouwbaar
- Burgerjournalistiek kan nooit voldoen aan de richtlijnen van journalisten door bijvoorbeeld gebrek aan netwerken.
- Deze ontwikkeling zal zich vooral op internet uitten en niet iedereen heeft hier toegang tot.
- Mensen krijgen een overdosis aan informatie.
Hierna konden beide partijen op elkaar ingaan. Het debat bleef al snel haken op de definitie van een open praktijk. Want op de manier waarop de voorstanders het zagen hebben we in feite al een open praktijk. Volgens mij was de definitie van de tegenpartij dan ook beter want die ging er vanuit dat de burgerjournalistiek dus gelijk werd aan professionele journalistiek, terwijl de voorstanders het meer als een aanvulling zagen. Deze splitsing maakte de rest van het debat heel lastig te beoordelen op objectiviteit omdat ze allebei een andere richting op wilden met de betekenis van de stelling.
Naderhand werd het publiek ook nog in het debat gemengd wat zorgde voor nieuwe inzichten en argumenten. Het leek op een bepaald moment wel alsof het publiek betere inzichten had over de stelling dan de debaters zelf. Dit komt denk ik omdat deze zo erg in het debat zaten en vastliepen op de stelling dat ze niet meer het overzicht hadden van wat de stelling nu precies inhield. Het publiek vulde de stelling ook weer op een andere manier in waardoor dit er voor zorgde dat er nieuwe inzichten aan bod kwamen.
Er werden een aantal bronnen gebruikt in het debat, maar niet genoeg om een duidelijke winnaar aan te wijzen. Bij veel argumenten miste de warrant. Er werd veel geclaimd, maar er werd relatief weinig bewezen. Ik vond dat voorstanders wel iets overtuigender overkwamen, maar dit kwam vooral door de lichaamstaal en niet door wat er nu precies werd verteld. De argumenten van de tegenstanders (en vooral die van Roos) vond ik het beste, maar deze werden niet altijd heel overtuigend gebracht.
Gastcollege 3: Journalistiek en nieuwe media
Het derde gastcollege werd verzorgd door Bert Brussen. Hij is freelance journalist en heeft gewerkt voor geenstijl.nl. Daarbij heeft hij geen journalistieke opleiding genoten, maar is dus wel (freelance) journalist van beroep. Hiernaast hebben we ook een artikel moeten lezen van Mark Deuze ‘ The web and its journalisms:considering the consequences of different types of newsmedia online’.
Zowel Deuze als Brussen hebben het over het eerste stadium van online journalistiek die tot een eind is gekomen (Deuze,204). Steeds meer mensen gaan het internet gebruiken als ‘uitlaatklep’ voor het nieuws. Hieruit volgt dat er nieuwe gedragingen, vaardigheden en bekwaamheden zijn ontwikkeld en nog in ontwikkeling zijn voor journalisten. In deze reflectie wil ik me richten op deze ontwikkelingen en daarbij de betrouwbaarheid van dit soort journalistiek.
Zoals Brussen zei is met de komst van online journalistiek het begrip journalist zoals we het altijd hebben gekend veel groter geworden. Niet alleen mensen met een journalistieke opleiding en/of baan kunnen journalist zijn, ook mensen die deze achtergrond niet hebben kunnen online nieuwsberichten posten. Zo ontstaan er steeds meer nieuwe platforms waar burgerjournalisten hun nieuws kunnen plaatsen en lezen1. Het gaat er hierbij om dat de mensen zelf bepalen wat er op de site komt en dat er niet een redacteur is die uitmaakt wat er wel en niet online komt te staan. Voor veel mensen is dit een zeer positieve ontwikkeling.
Uit een Vlaams onderzoek blijkt daarentegen dat beroepsjournalisten vrezen voor sensatiezucht en commercialisering van berichten. 52.9 procent van de journalisten die zijn ondervraagt in dit onderzoek zijn van mening dat de opkomende burgerjournalistiek de beroepsjournalistiek schaadt. Ook komt naar voren dat beroepsjournalisten zich ergeren aan de verschillende regels die gelden tussen hen en de burgerjournalistiek. Een groot probleem met de burgerjournalistiek is namelijk dat er geen rechten en plichten geldt voor deze groep, terwijl de beroepsjournalisten zich hier wel aan moeten houden. Daarnaast vermeld het onderzoek dat artikelen vaak niet helemaal objectief zijn, doordat verhalen worden geschreven zodat ze beter bij de adverteerders aansluit2. Hierbij wil ik teruggrijpen op de betrouwbaarheid van burgerjournalistiek. NRC-journalist Dick van Eijk schreef het betoog ‘ Journalistiek is wel een echt vak’. Hierin stelt hij dat burgerjournalistiek “het digitale equivalent van een conversatie aan de dorpspomp” is. “Waarnemingen, opinies, roddels en feiten gaan naadloos in elkaar over.” Wat hij hier naar voren probeert te brengen is dus dat burgerjournalistiek en beroepsjournalistiek eigenlijk een ander genre zijn. Waar beroepsjournalisten zoeken naar waarheidsgetrouwe gegevens, zoeken burgerjournalisten naar het maken van een ‘leuk verhaal’.3
Naast deze ,minder positieve, opvattingen over burgerjournalistiek zijn er ook veel positieve geluiden te horen. Door de komst van de burgerjournalistiek is het natuurlijk ook zo dat er veel vaker iemand ter plaatse is bij een gebeurtenis. Wanneer er bijvoorbeeld een zwaar ongeluk is gebeurd op de snelweg hebben omstanders al meteen de mogelijkheid om een foto te maken van de gebeurtenis, terwijl de beroepsjournalisten nog onderweg zijn naar de locatie. Daarbij hebben ze het ongeluk van dichtbij meegemaakt en zijn dus zelf getuigen. Hierdoor kunnen ze zelf een nieuwsbericht schrijven en zelfs fotomateriaal aan het bericht toevoegen. Het internet zorgt er dus ook voor dat mensen snel berichten kunnen plaatsen, en deze kunnen meteen gelezen worden. Er zijn nog eindeloze mogelijkheden om het internet en zoals Brussen zei: “Het is een nog onontgonnen gebied”. Het is een podium dat veel groter is dan waar we ons op dit moment nog bewust van zijn. Ook meldt Deuze dat de beroepsjournalisten dagelijks het internet gebruiken voor hun werk (206).
Een andere interessante ontwikkeling zien we bij de traditionele media. Deze proberen in te spelen op het fenomeen burgerjournalistiek. Zo plaatsen kranten bijvoorbeeld ook amateurfoto’s. Burgers zijn dus niet langer alleen nog passief, ze nemen ook een actieve rol in bij de productie van nieuws. De nieuwe media heeft dus niet alleen gezorgd voor een verandering in het eigen domein, maar ook voor veranderingen in de traditionele media4.
Deuze stelt dat er vier verschillende soorten online journalistiek bestaan. Deze hebben verschillende doelen en verschillende vormen van participatie en worden in meerdere of mindere maten gecheckt. Allereerst is er de Mainstream news sites waarbij het vooral gaat om de content van de verhalen en de juistheid hiervan. Daarna komt de Index and category sites waarbij de content en juistheid hiervan een iets minder belangrijke rol spelen. Vervolgens de Meta and comment sites die al meer op het participerende publiek is gericht en de link met het publiek. Als laatste vorm is er de Share and discusssion sites die het meest gericht zijn op de participatie en uitingen van het publiek (205).
Concluderend zijn er dus verschillende waarderingen van burgerjournalistiek. De beroepsjournalisten zien het vaak vooral als een mindere vorm van beroepsjournalistiek en zelfs een bedreiging door de verschillende maatstaven die worden gebruikt. Aan de andere kant brengen burgerjournalisten een nieuwe manier van journalistiek met zich mee die ook een positieve werking heeft op verslaggeving. De indeling van de verschillende ‘journalisms’ die Deuze maakt biedt hier wellicht een uitkomst omdat burgerjournalistiek en beroepsjournalistiek een andere vorm zijn van journalistiek en dus ook om een andere manier van schrijven/participeren vraagt.
1 A. Pleijter “Wij bepalen niet wat mensen publiceren” 30-03-2010 http://www.toekomstvandejournalistiek.nl/2010/03/happenex-wij-bepalen-niet-wat-mensen-publiceren/, geraadpleegd 19-10-2010
2 Anoniem, ‘Wantrouwen tegenover burgerjournalistiek’ 8-07-2010, http://www.villamedia.nl/nieuws/bericht/wantrouwen-tegenover-burgerjournalistiek/48486/, geraadpleegd 19-10-2010
3 D. Van Eijk, ‘Journalistiek is wel een echt vak’ 5-07-2006, http://www.nrc.nl/binnenland/article1699424.ece/Journalistiek_is_wel_een_echt_vak_, geraadpleegd 19-10-2010
4 Anoniem, ‘Burgerjournalistiek’, http://www.fleetproject.be/nl/trends/kwaliteit/buzzwords/burgerjournalistiek/, geraadpleegd 20-10-2010
Zowel Deuze als Brussen hebben het over het eerste stadium van online journalistiek die tot een eind is gekomen (Deuze,204). Steeds meer mensen gaan het internet gebruiken als ‘uitlaatklep’ voor het nieuws. Hieruit volgt dat er nieuwe gedragingen, vaardigheden en bekwaamheden zijn ontwikkeld en nog in ontwikkeling zijn voor journalisten. In deze reflectie wil ik me richten op deze ontwikkelingen en daarbij de betrouwbaarheid van dit soort journalistiek.
Zoals Brussen zei is met de komst van online journalistiek het begrip journalist zoals we het altijd hebben gekend veel groter geworden. Niet alleen mensen met een journalistieke opleiding en/of baan kunnen journalist zijn, ook mensen die deze achtergrond niet hebben kunnen online nieuwsberichten posten. Zo ontstaan er steeds meer nieuwe platforms waar burgerjournalisten hun nieuws kunnen plaatsen en lezen1. Het gaat er hierbij om dat de mensen zelf bepalen wat er op de site komt en dat er niet een redacteur is die uitmaakt wat er wel en niet online komt te staan. Voor veel mensen is dit een zeer positieve ontwikkeling.
Uit een Vlaams onderzoek blijkt daarentegen dat beroepsjournalisten vrezen voor sensatiezucht en commercialisering van berichten. 52.9 procent van de journalisten die zijn ondervraagt in dit onderzoek zijn van mening dat de opkomende burgerjournalistiek de beroepsjournalistiek schaadt. Ook komt naar voren dat beroepsjournalisten zich ergeren aan de verschillende regels die gelden tussen hen en de burgerjournalistiek. Een groot probleem met de burgerjournalistiek is namelijk dat er geen rechten en plichten geldt voor deze groep, terwijl de beroepsjournalisten zich hier wel aan moeten houden. Daarnaast vermeld het onderzoek dat artikelen vaak niet helemaal objectief zijn, doordat verhalen worden geschreven zodat ze beter bij de adverteerders aansluit2. Hierbij wil ik teruggrijpen op de betrouwbaarheid van burgerjournalistiek. NRC-journalist Dick van Eijk schreef het betoog ‘ Journalistiek is wel een echt vak’. Hierin stelt hij dat burgerjournalistiek “het digitale equivalent van een conversatie aan de dorpspomp” is. “Waarnemingen, opinies, roddels en feiten gaan naadloos in elkaar over.” Wat hij hier naar voren probeert te brengen is dus dat burgerjournalistiek en beroepsjournalistiek eigenlijk een ander genre zijn. Waar beroepsjournalisten zoeken naar waarheidsgetrouwe gegevens, zoeken burgerjournalisten naar het maken van een ‘leuk verhaal’.3
Naast deze ,minder positieve, opvattingen over burgerjournalistiek zijn er ook veel positieve geluiden te horen. Door de komst van de burgerjournalistiek is het natuurlijk ook zo dat er veel vaker iemand ter plaatse is bij een gebeurtenis. Wanneer er bijvoorbeeld een zwaar ongeluk is gebeurd op de snelweg hebben omstanders al meteen de mogelijkheid om een foto te maken van de gebeurtenis, terwijl de beroepsjournalisten nog onderweg zijn naar de locatie. Daarbij hebben ze het ongeluk van dichtbij meegemaakt en zijn dus zelf getuigen. Hierdoor kunnen ze zelf een nieuwsbericht schrijven en zelfs fotomateriaal aan het bericht toevoegen. Het internet zorgt er dus ook voor dat mensen snel berichten kunnen plaatsen, en deze kunnen meteen gelezen worden. Er zijn nog eindeloze mogelijkheden om het internet en zoals Brussen zei: “Het is een nog onontgonnen gebied”. Het is een podium dat veel groter is dan waar we ons op dit moment nog bewust van zijn. Ook meldt Deuze dat de beroepsjournalisten dagelijks het internet gebruiken voor hun werk (206).
Een andere interessante ontwikkeling zien we bij de traditionele media. Deze proberen in te spelen op het fenomeen burgerjournalistiek. Zo plaatsen kranten bijvoorbeeld ook amateurfoto’s. Burgers zijn dus niet langer alleen nog passief, ze nemen ook een actieve rol in bij de productie van nieuws. De nieuwe media heeft dus niet alleen gezorgd voor een verandering in het eigen domein, maar ook voor veranderingen in de traditionele media4.
Deuze stelt dat er vier verschillende soorten online journalistiek bestaan. Deze hebben verschillende doelen en verschillende vormen van participatie en worden in meerdere of mindere maten gecheckt. Allereerst is er de Mainstream news sites waarbij het vooral gaat om de content van de verhalen en de juistheid hiervan. Daarna komt de Index and category sites waarbij de content en juistheid hiervan een iets minder belangrijke rol spelen. Vervolgens de Meta and comment sites die al meer op het participerende publiek is gericht en de link met het publiek. Als laatste vorm is er de Share and discusssion sites die het meest gericht zijn op de participatie en uitingen van het publiek (205).
Concluderend zijn er dus verschillende waarderingen van burgerjournalistiek. De beroepsjournalisten zien het vaak vooral als een mindere vorm van beroepsjournalistiek en zelfs een bedreiging door de verschillende maatstaven die worden gebruikt. Aan de andere kant brengen burgerjournalisten een nieuwe manier van journalistiek met zich mee die ook een positieve werking heeft op verslaggeving. De indeling van de verschillende ‘journalisms’ die Deuze maakt biedt hier wellicht een uitkomst omdat burgerjournalistiek en beroepsjournalistiek een andere vorm zijn van journalistiek en dus ook om een andere manier van schrijven/participeren vraagt.
1 A. Pleijter “Wij bepalen niet wat mensen publiceren” 30-03-2010 http://www.toekomstvandejournalistiek.nl/2010/03/happenex-wij-bepalen-niet-wat-mensen-publiceren/, geraadpleegd 19-10-2010
2 Anoniem, ‘Wantrouwen tegenover burgerjournalistiek’ 8-07-2010, http://www.villamedia.nl/nieuws/bericht/wantrouwen-tegenover-burgerjournalistiek/48486/, geraadpleegd 19-10-2010
3 D. Van Eijk, ‘Journalistiek is wel een echt vak’ 5-07-2006, http://www.nrc.nl/binnenland/article1699424.ece/Journalistiek_is_wel_een_echt_vak_, geraadpleegd 19-10-2010
4 Anoniem, ‘Burgerjournalistiek’, http://www.fleetproject.be/nl/trends/kwaliteit/buzzwords/burgerjournalistiek/, geraadpleegd 20-10-2010
Reflectie debat Games en onderwijs:
De stelling van het tweede debat luidde: “Serious gaming moet binnen 5 jaar een fundamenteel onderdeel zijn van het basisonderwijs vanaf groep 3’.
De voorstanders van deze stelling waren Eric en Eline, de tegenstanders waren Bram en Rick en de voorzitter was Thomas.
De eerste ronde:
Argumenten van de voorstanders waren onder andere:
- leerlingen raken meer gemotiveerd
- er kunnen effectievere lesmethodes komen
- er kan meer op het individu worden gericht
- het is goedkoop
- en het is een mooie aanvulling op de huidige lesmethode
Argumenten van de tegenstanders waren onder andere:
- het is te duur, kijk naar de bezuinigingen van het kabinet
- TNO, makers van games hebben niet genoeg expertise om dit idee te verwezenlijken.
- De game markt richt zich niet op leerstof, maar meer op entertainment.
In de tweede ronde mochten de voorstanders eerst op de argumenten van de tegenstanders ingaan en daarna mochten de tegenstanders op de voorstanders reageren. Er werden veel bronnen aangehaald, maar deze werden soms niet goed ingeleid en ook lagen de bronnen niet altijd gelijk bij de hand waardoor het een beetje slordig overkwam. Maar afgezien hiervan werden er veel goede bronnen gebruikt die de argumenten sterker maakten.
Wel werden er hier en daar vooroordelen gemaakt die de argumentatie soms wat afzwakte. Een voorbeeld hiervan is een bron over een Amerikaans onderzoek die ging over de game industrie en de impact hiervan. Deze bron werd toegepast op de Nederlandse samenleving, maar dit kan je natuurlijk niet zomaar klakkeloos aannemen omdat dit twee hele verschillende samenlevingen zijn.
De presentatie van het debat was redelijk goed, alleen door de indeling van het lokaal kan je niet de ideale opstelling maken waardoor in dit geval sommige mensen achter de voorzitter zaten en hierdoor niet alles even goed konden volgen.
Wat betreft de stelling kwam er hoe verder we in het debat kwamen meer onduidelijkheid over. De definitie van fundamenteel bleek voor beide partijen niet helemaal hetzelfde te zijn. De ene kant vond een aanvulling al fundamenteel en de andere kant vond een aanvulling niet fundamenteel. Dit zorgde er dus voor dat het wat lastig te volgen werd want het gebruiken van twee vormen van een definitie van een woord zorgt voor onduidelijkheid onder zowel de debaters als het publiek.
De lichaamstaal van alle kandidaten was wel heel goed. Er was een groot verschil tussen Eric en Bram, (Eric was heel rustig en Bram juist heel aanwezig) maar allebei kwamen ze heel sterk over. Eline en Rick waren meer neutraal wat betreft hun huiding, en waren ook gewoon goed te volgen.
reflectie blog http://w1nvankalker.blogspot.com
Reflectie op het eerste werkcollege is goed verwoord. Maar er worden ook een paar ongegronde aannames gemaakt waardoor het minder objectief overkomt. Er staat bijvoorbeeld dat het een matig debat is wat deels te wijten valt aan de slechte voorbereiding van de kandidaten, maar dat kan je helemaal niet weten.
Het één-op-één debat is een kort maar krachtig stuk waarin goed de claim, evidence etc worden genoemd. Het is dus duidelijk hoe het argument is opgebouwd. Ook geeft ze zelf aan dat ondanks de opbouw van het argument het toch een beetje oppervlakkig bleef. Ook werd er maar een claim gemaakt en dat is natuurlijk een beetje weinig.
Bij het stukje over het hoorcollege van Tim Kuik is het in het begin echt meer een samenvatting dan een reflectie. Ook worden de tekst en het hoorcollege niet echt direct gekoppeld, maar worden ze beiden apart genoemd. Het is jammer dat de link tussen deze twee niet wordt gelegd. Ook worden er veel retorische vragen gesteld waar vaak geen antwoord op wordt gegeven. In het vervolg zou ik wat kritischer kijken naar de inhoud van de tekst en het hoorcollege, want dit lijkt wel heel veel op een samenvatting.
De analyse van 12 angry men vind ik heel netjes. Er worden duidelijke voorbeelden gegeven van de lichaamstaal van jurylid nummer 9.
Het stukje over de ground rules voor een goed debat begint met een aanname dat de beste vorm van debatteren te zien is in de tweede kamer. Maar volgens mij gaan daar ook heel vaak dingen mis, ik zou voorzichtig zijn met dit soort uitspraken. Alleen als je hier een bron voor hebt kun je dit stellen, maar ik zie nergens een bronvermelding in dit stukje. Voor mij is dit dus een aanname die het stuk afzwakt.
Het debat voor het eerste werkcollege is erg oppervlakkig in de argumentatie en er worden ook geen bronnen gegeven. Maar dat was pas in het eerste college en bij later stukken zie ik wel dat je bronnen hebt gebruikt.
Al met al vind ik je blog lekker weg lezen, alleen moet je wel echt oppassen met het vermelden van bronnen en met je aannames over zaken. Daarnaast is de reflectie op het eerste hoorcollege en de tekst volgens mij te veel een samenvatting en zou je in het vervolg iets kritischer kunnen zijn. De opbouw van je stukjes zijn verder wel goed.
woensdag 6 oktober 2010
Gastcollege 2: Games en Onderwijs
De tweede gastspreker van deze cursus is werkzaam bij STT, stichting toekomstbeeld der technologie. Dit is een onafhankelijke stichting met als doel inspirerende toekomstvisies met impact verder uit te werken. In het gastcollege richtte hij zich op Serious Games, waarbij de impact van de game op de samenleving een graadmeting is voor de vraag wat een Serious Game nu precies is. Ook meent hij dat games in het onderwijs het meest voor de hand liggende gebied is voor de uitbreiding van Serious Games. Ook in het artikel van Herz ‘Gaming the system’ wordt gesteld dat games en netwerken op de computer grote voordelen biedt voor het onderwijs. In het gastcollege kwam naar voren dat games in het onderwijs zullen aansluiten bij de leefwereld van kinderen, ze spelen immers zelf thuis ook veel computer spelletjes. De omschakeling van school en vrije tijd wordt dus steeds vager waardoor kinderen steeds in dezelfde toestand verkeren. Doordat ze steeds in dezelfde toestand verkeren is de kans groter dat er verslaving optreed.1 Dit stelt Jeroen Jansz, onderzoeker aan de Erasmus Universiteit te Rotterdam. Door dit risico op verslaving wordt er dus een gedragsprobleem gecreëerd bij de (jonge) studenten. Wel zegt Jansz dat hier maar een kleine groep vatbaar voor is.
Ook werden in het hoorcollege en in het artikel gesteld dat gaming steeds socialer wordt. Herz meent dat de huidige verdeling die bestaat in een klas kan worden veranderd door het spelen van games en netwerken. De betweters in de klas zullen bijvoorbeeld een andere rol krijgen wanneer bepaalde games een prominente rol zullen gaan spelen in het onderwijs. Hierdoor ontstaat volgens Hertz een nieuw soort hiërarchie in een klas waarbij mensen veel meer aan elkaar gewaagd zijn.
Herz heeft het niet over de nieuwe samenstelling van de klas, maar door het handhaven van een nieuw systeem komt er ook altijd een nieuwe hiërarchie in de klas. Door het spelen van games en het participeren op netwerksites ontstaan er juist nieuwe problemen. We zien al heel veel pesterijen via games en netwerken, en juist als je achter een computer zit is het makkelijker voor sommige mensen om anderen aan te spreken en te pesten dan in ‘real life’.2Ook stelt Herz dat het verder komen in een game meer stimuleert dan het halen van een hoog cijfer. Het zou volgens haar voor een student beter zijn om de informatie die hij of zij tot zich krijgt toe te passen in een game, dan bijvoorbeeld het maken van rekensommen in een schrift. In de game mag je naar een volgend level als je voldoende over de stof beschikt. Dit zou een grote stimulans zijn voor studenten om de kennis tot zich te nemen.
Ook zegt Herz dat een online leerplek de studenten moeten leren om actief mee te doen in het creëren van ervaringen.3 Ze moeten niet alleen de stof tot zich nemen, maar ook actief gebruik maken van de stof. Het is hierbij belangrijk dat dit systeem hierbij mee werkt en het werk van studenten erkent. Dit komt tot stand wanneer anderen bijvoorbeeld de content die door de student is geplaatst te downloaden. Hierdoor ziet de student dat anderen geïnteresseerd zijn in de geplaatste content, dit zou een brandstof zijn voor de participatie van een student en zet kennis om in sociaal kapitaal.
Maar naast de voordelen van dit systeem kleven er ook nadelen aan. Een student kan een tamelijk slecht stuk posten op de site en deze kan toch door velen gedownload worden en hoog gewaardeerd worden door zijn medestudenten. Medestudenten kunnen het bijvoorbeeld een heel grappig stuk vinden, terwijl de content van het stuk verder niet aansluit bij de lesstof. Ook de rol van de leraar is hier discutabel. Het systeem ziet er in eerste instantie goed uit, studenten onderling geven aan of ze iets waarderen door middel van downloaden en berichten te posten, maar de leraar komt hierbij op de tweede plek. De leerlingen beoordelen elkaar en het is bekend dat leerlingen meer invloed hebben op elkaar, dan ouderen op leerlingen.4
Kortom, games in het onderwijs hebben wel degelijk voordelen, maar er kleven ook een hoop nadelen aan en er zijn gaten in het systeem. Daarbij loopt Herz wel heel hard van stapel. STT is meer ‘gereserveerd’ over het gebruik van games in het onderwijs. Ze benadrukken wel dat het belangrijk is, maar geven ook aan dat er nog veel onderzoek naar moet worden gedaan.
1 Anoniem, ‘Games in het onderwijs nuttig of verslavend?’, docentvo.kennisnet, http://docentvo.kennisnet.nl/880/zorgen-games-in-het-onderwijs-voor-verslaving, geraadpleegd 3-10-2010
2 Anoniem, ‘Digitaal pesten’, online.nl, http://www.online.nl/webwijzer/veilig-internetten/article/digitaal-pesten/, geraadpleegd 5-10-2010
3 J.C. Herz, ‘Gaming the system. What Higher Education Can Learn from Mulitplayer Online Worlds’
4 Anoniem, ‘Medisch Webboek 1.4, http://www.medischwebboek.nl/category/levensloop-van-de-mens/1-4-schoolgaand-kind/ ,geraadpleegd 5-11-2010
Ook werden in het hoorcollege en in het artikel gesteld dat gaming steeds socialer wordt. Herz meent dat de huidige verdeling die bestaat in een klas kan worden veranderd door het spelen van games en netwerken. De betweters in de klas zullen bijvoorbeeld een andere rol krijgen wanneer bepaalde games een prominente rol zullen gaan spelen in het onderwijs. Hierdoor ontstaat volgens Hertz een nieuw soort hiërarchie in een klas waarbij mensen veel meer aan elkaar gewaagd zijn.
Herz heeft het niet over de nieuwe samenstelling van de klas, maar door het handhaven van een nieuw systeem komt er ook altijd een nieuwe hiërarchie in de klas. Door het spelen van games en het participeren op netwerksites ontstaan er juist nieuwe problemen. We zien al heel veel pesterijen via games en netwerken, en juist als je achter een computer zit is het makkelijker voor sommige mensen om anderen aan te spreken en te pesten dan in ‘real life’.2Ook stelt Herz dat het verder komen in een game meer stimuleert dan het halen van een hoog cijfer. Het zou volgens haar voor een student beter zijn om de informatie die hij of zij tot zich krijgt toe te passen in een game, dan bijvoorbeeld het maken van rekensommen in een schrift. In de game mag je naar een volgend level als je voldoende over de stof beschikt. Dit zou een grote stimulans zijn voor studenten om de kennis tot zich te nemen.
Ook zegt Herz dat een online leerplek de studenten moeten leren om actief mee te doen in het creëren van ervaringen.3 Ze moeten niet alleen de stof tot zich nemen, maar ook actief gebruik maken van de stof. Het is hierbij belangrijk dat dit systeem hierbij mee werkt en het werk van studenten erkent. Dit komt tot stand wanneer anderen bijvoorbeeld de content die door de student is geplaatst te downloaden. Hierdoor ziet de student dat anderen geïnteresseerd zijn in de geplaatste content, dit zou een brandstof zijn voor de participatie van een student en zet kennis om in sociaal kapitaal.
Maar naast de voordelen van dit systeem kleven er ook nadelen aan. Een student kan een tamelijk slecht stuk posten op de site en deze kan toch door velen gedownload worden en hoog gewaardeerd worden door zijn medestudenten. Medestudenten kunnen het bijvoorbeeld een heel grappig stuk vinden, terwijl de content van het stuk verder niet aansluit bij de lesstof. Ook de rol van de leraar is hier discutabel. Het systeem ziet er in eerste instantie goed uit, studenten onderling geven aan of ze iets waarderen door middel van downloaden en berichten te posten, maar de leraar komt hierbij op de tweede plek. De leerlingen beoordelen elkaar en het is bekend dat leerlingen meer invloed hebben op elkaar, dan ouderen op leerlingen.4
Kortom, games in het onderwijs hebben wel degelijk voordelen, maar er kleven ook een hoop nadelen aan en er zijn gaten in het systeem. Daarbij loopt Herz wel heel hard van stapel. STT is meer ‘gereserveerd’ over het gebruik van games in het onderwijs. Ze benadrukken wel dat het belangrijk is, maar geven ook aan dat er nog veel onderzoek naar moet worden gedaan.
1 Anoniem, ‘Games in het onderwijs nuttig of verslavend?’, docentvo.kennisnet, http://docentvo.kennisnet.nl/880/zorgen-games-in-het-onderwijs-voor-verslaving, geraadpleegd 3-10-2010
2 Anoniem, ‘Digitaal pesten’, online.nl, http://www.online.nl/webwijzer/veilig-internetten/article/digitaal-pesten/, geraadpleegd 5-10-2010
3 J.C. Herz, ‘Gaming the system. What Higher Education Can Learn from Mulitplayer Online Worlds’
4 Anoniem, ‘Medisch Webboek 1.4, http://www.medischwebboek.nl/category/levensloop-van-de-mens/1-4-schoolgaand-kind/ ,geraadpleegd 5-11-2010
Individueel debatverslag met eigen mening & conclusie
Ik was onderdeel van het eerste debat van deze cursus die moest gaan over auteursrecht/piracy. Naar aanleiding van het gastcollege van Tim Kuik en het artikel: Confessions of an Intellectual (Property): Danger Mouse, Mickey Mouse, Sonny Bono, and My Long and Winding Path as a Copyright Activist-Academic' van Kembrew McLeod, zijn we tot een stelling gekomen voor ons debat. Onze stelling luidde: 'Niet-commercieël gebruik van auteursrechtelijke content moet worden toegestaan.'
Ik was samen met Thomas tegen deze stelling, en Ryanne en Cynthia waren voor deze stelling. Sandra was de voorzitter en Milou was de presentator van het debat. Het format van het debat mochten we zelf bepalen waardoor wij zelf hebben gekozen voor een open debat. Cynthia begon met een argument voor de stelling waarna Thomas argumenten tegen de stelling poneerde. Hierna lag het debat open zodat we op elkaars argumenten konden reageren.
Enkele argumenten van de voorstanders waren:
- Het stimuleert de creativiteit bij makers
- Je profiteert niet van de echte maker van het werk
- Deze manier van gebruik is onschuldig, het is beter controleerbaar als je het toelaat.
Enkele argumenten van Thomas en mij waren:
- Als je een zelfgemaakt filmpje op internet plaatst kunnen andere deze ongevraagd kopiëren
- Het is moeilijk te controleren wat nu commercieel is en wat niet.
- Wanneer iemand jouw artikel vertaald in bijvoorbeeld het Russisch heb je geen idee of jouw woorden zijn verdraaid en dit kan schadelijk zijn voor je image.
Inhoudelijk ging het vooral mis bij de definitie van 'niet-commercieel gebruik'. Wanneer is iets commercieel of heeft het potentie om commercieel te worden, en waar moeten we deze lijn dan trekken?
Ik denk dat deze format ervoor heeft gezorgd dat het debat nogal rommelig was en niet iedereen even lang aan het woord kon zijn. Er was namelijk geen tijdsindicatie en verder geen rolverdeling waardoor je niet in de gaten had hoe snel de tijd ging. Ook praatte de voorstanders van de stelling op een gegeven moment in cirkels waardoor ik het erg lastig vond om te reageren. Ook heeft de voorzitter hier niet echt op ingegrepen waardoor ik het lastig vond om nieuwe argumenten aan te dragen. Ik had namelijk nog nieuwe argumenten willen poneren, maar gezien ik hier de ruimte niet voor kon vinden is dit niet gelukt. Ook nadat de voorzitter een keer had ingegrepen en het debat een andere kant op wilde sturen, begon de partij voor weer met oude argumenten en reageerde niet echt op de wensen van de voorzitter om het debat een andere richting op te laten gaan.
Ik was samen met Thomas tegen deze stelling, en Ryanne en Cynthia waren voor deze stelling. Sandra was de voorzitter en Milou was de presentator van het debat. Het format van het debat mochten we zelf bepalen waardoor wij zelf hebben gekozen voor een open debat. Cynthia begon met een argument voor de stelling waarna Thomas argumenten tegen de stelling poneerde. Hierna lag het debat open zodat we op elkaars argumenten konden reageren.
Enkele argumenten van de voorstanders waren:
- Het stimuleert de creativiteit bij makers
- Je profiteert niet van de echte maker van het werk
- Deze manier van gebruik is onschuldig, het is beter controleerbaar als je het toelaat.
Enkele argumenten van Thomas en mij waren:
- Als je een zelfgemaakt filmpje op internet plaatst kunnen andere deze ongevraagd kopiëren
- Het is moeilijk te controleren wat nu commercieel is en wat niet.
- Wanneer iemand jouw artikel vertaald in bijvoorbeeld het Russisch heb je geen idee of jouw woorden zijn verdraaid en dit kan schadelijk zijn voor je image.
Inhoudelijk ging het vooral mis bij de definitie van 'niet-commercieel gebruik'. Wanneer is iets commercieel of heeft het potentie om commercieel te worden, en waar moeten we deze lijn dan trekken?
Ik denk dat deze format ervoor heeft gezorgd dat het debat nogal rommelig was en niet iedereen even lang aan het woord kon zijn. Er was namelijk geen tijdsindicatie en verder geen rolverdeling waardoor je niet in de gaten had hoe snel de tijd ging. Ook praatte de voorstanders van de stelling op een gegeven moment in cirkels waardoor ik het erg lastig vond om te reageren. Ook heeft de voorzitter hier niet echt op ingegrepen waardoor ik het lastig vond om nieuwe argumenten aan te dragen. Ik had namelijk nog nieuwe argumenten willen poneren, maar gezien ik hier de ruimte niet voor kon vinden is dit niet gelukt. Ook nadat de voorzitter een keer had ingegrepen en het debat een andere kant op wilde sturen, begon de partij voor weer met oude argumenten en reageerde niet echt op de wensen van de voorzitter om het debat een andere richting op te laten gaan.
Daarnaast hadden we bij het geven van onze argumenten niet rekening gehouden met het vermelden van bronnen. Hierdoor waren de argumenten niet echt overtuigend, maar sinds geen van beide partijen bronnen gaven was dit onderling wel in evenwicht.
Concluderend vind ik dat we een goede voorbereiding hadden, maar dat het er niet helemaal uitkwam omdat we het onszelf te moeilijk hebben gemaakt met het gekozen format. Als we duidelijke tijdslimieten hadden gezet dan was het voor ons allemaal wat overzichtelijker geweest. Maar gezien we de eerste groep waren en ikzelf geen ervaring heb met het voeren van debatten vond ik het wel redelijk goed gaan. We hadden wel sterke argumenten, maar hadden deze alleen niet voldoende onderbouwt in het debat zelf.
Mini debat: ‘Het Three-Strikes-Out model is een goede manier om piraterij tegen te gaan.’
Voor: Marissa
Tegen: Marieke
Het debat ging over de invoering van het three strikes you’re out systeem. Er werd door de voorstander eerst goed uitgelegd wat dit systeem precies inhoudt en hoe ze tot deze stelling zijn gekomen. De voorstander had 2 redelijke argumenten voor de invoering van dit systeem. Allereerst is het zo dat mensen niet gelijk gestraft worden voor hun overtreding, maar dat ze eerst twee keer worden gewaarschuwd voordat ze van het internet afgesloten worden. Daarnaast zal het mensen ook meer alert maken op wat ze downloaden, waardoor het aantal illegale downloads zal dalen. Het is namelijk nu zo dat als je de regel drie keer overtreed er een grote straf tegenover staat.
De tegenargumenten gingen onder andere over het IP adres. Deze zou niet persoonlijk zijn, waardoor anderen op jouw internetverbinding illegaal kunnen downloaden waardoor de eigenaar onterecht gestraft kan worden.
Ook is de straf dat men niet meer op het internet mag na de regel drie keer overtreden te hebben te zwaar. Men is tegenwoordig heel erg afhankelijk van het internet en het ontnemen van dit medium van deze mensen zou een te zware straf zijn. Ook bleek uit onderzoek van de BBC dat na de invoering van deze regel juist een stijging van 3% was te vinden in het illegaal downloaden.
Dit waren dus de claims van beide partijen. Het probleem van deze stelling is dat dit systeem pas 1 week is ingevoerd, er is dus nog geen keihard bewijs (evidence) voor de argumenten die zowel door de voorstander als de tegenstander gegeven werd. Het onderzoek van de BBC is ook maar een meting over een week, en hierbij staat ook niet vast of deze stijging door de regel zelf komt, of door het download gedrag van mensen in het algemeen. Daarnaast wisten beide partijen niet zeker of het IP adres nu computer gebonden was, of modemgebonden. Dit maakte het debat ook minder overtuigend omdat ze allebei overtuigd waren van hun gelijk. Voor mij was er dan ook niet een duidelijke winnaar, ze hadden beiden redelijke argumenten, maar deze waren niet goed genoeg onderbouwt. Hierdoor waren de warrrant (algemeen principe waarmee je uitlegt waarom je bewijs daadwerkelijk bewijsvoering is voor je claim) en de qualifications (nuancering/afbakening) ook niet aanwezig in de argumentatie.
Verslag week 1 over auteursrecht/piracy
Donderdag 23 september j.l. is Tim Kuik op de Universiteit aanwezig geweest voor een lezing over internet en auteursrecht/privacy. Daarnaast hebben wij een artikel gelezen van Kembrew McLeod dat aansluit bij dit onderwerp. Kuik werkt voor stichting Brein en had het in zijn lezing vooral over de rechten die auteurs hebben en hoe stichting Brein probeert deze rechten te handhaven.Ook zegt hij dat de auteursrechtbescherming de creativiteit van mensen stimuleert. In het artikel ging het vooral over het feit dat het auteursrecht uit 1909 niet met zijn tijd mee is gegroeid en dat dit voor vervelende situaties kan leiden op het internet en daarbuiten. Het zou hierdoor de creativiteit van mensen beperken. Hier zien we dus een verschil in visie tussen Kuik en Mcleod. Natuurlijk valt er voor beide standpunten iets te zeggen. Wanneer mensen alleen nog liedjes, films et cetera illegaal (en dus zonder te betalen) downloaden krijgen de makers niet voldoende geld meer om rond te komen. Een logisch gevolg hiervan is dat er minder geld beschikbaar wordt gesteld voor artiesten, waardoor dezen hun creativiteit niet meer kunnen uiten. Of houden we vast aan een (te) oud business model? Als we het namelijk van de andere kant bekijken zorgt de brede beschikbaarheid van de creaties van artiesten voor een stimulering van de creativiteit onder andere burgers. Maar door de auteurswet zoals hij nu nog wordt gehandhaafd wordt de creativiteit van burgers juist geremd. Het mixen van bijvoorbeeld twee liedjes met auteursrechtelijk beschermde content is strafbaar. Iemand die dus een heel nieuw nummer mixt, maar gebruik maakt van bestaande content is in dit geval strafbaar. Hier kan hard tegen opgetreden worden, zelfs al heeft de mix niet veel meer te maken met de twee originele liedjes en brengt deze geen schade aan de oorspronkelijke auteurs. Stichting Brein probeert hier ook tegen op te treden, door bijvoorbeeld links naar deze auteursschendende content van het internet te halen.
Dit is echter een ‘mega klus’ gezien iedereen tegenwoordig een of meerdere weblog(s) kan hebben. Daardoor kan de verwijderde link zo weer op een of meerdere sites gezet worden. Als ik kritisch naar dit systeem kijk, denk ik dat het de markt niet aan kan. Er zijn te veel mensen die zich tegen dit systeem keren en die al eerder verwijderde links toch weer op het internet plaatsen. Natuurlijk kan Brein deze links dan ook weer weghalen, maar volgens mij is dit vechten tegen de boeikaai. Het lijkt erop dat burgers verder zijn dan het systeem waardoor deze niet meer goed te handhaven valt. Zelfs bij grote sites als ‘The Pirate Bay’ lijkt dit systeem die optimaal te werken. Er is tijdenlang een rechtzaak geweest tegen deze site die talloze auteursrechtschendende content op de site heeft staan, en nog is de site niet voor 100 procent verbannen. Ook zegt Kuik dat Brein niet achter individuele burgers aan gaat die illegaal downloaden. Maar juist deze (groeiende) groep overtreders lijken mij een bedreiging voor het bestaande business model dat gebruikt wordt in bijvoorbeeld de muziekindustrie. Wanneer consumenten geen consumenten meer worden, maar alleen nog illegaal gaan downloaden, en dus niets voor de content betalen, is er een groot deel van het inkomen van de organisaties en artiesten weg. In Frankrijk is onlangs het ‘three strikes you’re out’ systeem gelanceerd waarbij mensen die illegaal dingen van internet downloaden na drie keer van het net worden verbannen. Je krijgt dus eerst twee keer een officiële waarschuwing, en bij de derde keer volgt er pas een sanctie. Hierdoor wordt de individuele burger dus op zijn gedrag aangesproken en gestraft. Maar stichting Brein is niet voor dit systeem in Nederland. Op dit punt is er een overeenkomst tussen stichting Brein en McLeod. McLeod claimt namelijk dat onze cultuur al steeds meer wordt afgeschermd en dat mensen minder vrij worden in hun doen en laten. Bij het invoeren van een systeem als het ‘three strikes you’re out’ worden burgers dus heel erg in de gaten gehouden en dit gaat ten koste van de democratie in het land. McLeod stelt juist dat we er voor moeten zorgen dat we verdere privatisering die creativiteit belemmeren en de gratis uitwisselingen van ideeën moeten handhaven. Deze zijn namelijk essentieel voor het voortbestaan van de democratie.[1] Hoewel er dus vooral verschillen lijken te zijn tussen beide mannen blijkt er ook een overeenstemming te zijn.
Tot slot vind ik dat voor beide visies iets te zeggen valt. De maker heeft recht op erkenning van zijn werk, maar aan de andere kant zorgt de (gratis) toegang tot deze content wel voor meer vrijheid in creativiteit. Ook vinden artiesten het vaak niet eens bezwaarlijk dat hun werk opnieuw wordt gebruikt omdat de link tussen het nieuwe werk en de maker van het origineel in de meeste gevallen gewoon nog gelegd kan worden.
[1] K.McLeod, Confessions of an intellectual (Property): Danger Mouse, Mickey Mouse, Sonny Bono, and My Long and Winding Path as a Copyright Acitivist-Academic’, Popular Music and Society, Vol. 28 No. 1 February 2005 p 92.
Bronnen debat 'Niet-commercieël gebruik van auteursrechtelijke content moet worden toegestaan'
Bronnen:
1. Anoniem, 20-02-2006 “Wet van 23 september 1912, houdende nieuwe regeling van het auteursrecht(Auteurswet 1912)”, http://www.ivir.nl/wetten/nl/auteurswet_01_04_2006.html geraadpleegd: 25-09-2010
Gebruikt voor achtergrond informatie. Op deze pagina staan alle regels over het auteursrecht met daarbij uitzonderingen op de regels. Doordat ik deze regels heb doorgelezen weet ik min of meer wat de regels zijn en kan ik ingaan op eventuele foute uitspraken van de tegenpartij.
2. Anoniem, 20-07-2010, de Telegraaf “Jacht op individuele downloader geopend”, http://academic.lexisnexis.nl.proxy.library.uu.nl/uu/ geraadpleegd: 25-09-2010
Gebruikt om te laten zien dat de individuele downloader wel in de gaten wordt gehouden, wat laat zien hoe groot het probleem van downloaden eigenlijk is. Het gaat niet om een kleine groep mensen, maar bijna iedereen download tegenwoordig illegale content. Daarbij heeft het geen zin om onderscheid te maken tussen commerciële en niet commerciële doeleinden. Het gaat erom dat mensen systematisch de wet overtreden en daar moet iets aan gedaan worden, niet door het systeem te veranderen, maar door mensen zich meer bewust te maken van hun gedrag.
Gebruikt voor achtergrond informatie over stichting Brein. Het leek mij belangrijk om mezelf in te lezen over waar deze organisatie voor staat, gezien Tim Kuik het eerste gastcollege heeft gesproken. Hier had hij natuurlijk al het een en ander over stichting Brein verteld, maar voor het voeren van een debat is het noodzakelijk meer van deze organisatie af te weten gezien dit hét bedrijf is in Nederland die illegaal downloaden wil tegengaan.
4. Bloemen,R.22-09-2010,ANP, “ EU-parlement pakt illegaal downloaden aan”, http://academic.lexisnexis.nl.proxy.library.uu.nl/uu/ geraadpleegd: 25-09-2010
Zelfs het EU-parlement mengt zich al in de ‘trend’ van het illegaal downloaden. Dit laat zien dat het parlement al bezig is om illegale downloaders aan te pakken wat een hele belangrijke ontwikkeling is. Een ingreep van het EU-parlement laat namelijk zien dat het illegaal downloaden grote negatieve gevolgen met zich meebrengen. Dit stel ik omdat downloaden eigenlijk een privé zaak is waar het parlement zich helemaal niet mee hoort te bemoeien. Maar het illegaal downloaden heeft blijkbaar zulke grote gevolgen dat het parlement zich geroepen voelt om toch in te grijpen. Daarnaast wordt door het EU-parlement niets gezegd over een scheiding tussen commercieel en niet-commercieel gebruik en de consequenties hiervan. Er zijn andere oplossingen te vinden om het illegaal downloaden tegen te gaan die wel aansluiten bij het huidige auteursrechtelijke systeem. Waarom zouden we dit oude (bij andere media goed werkende) systeem veranderen, als het probleem ligt bij de controle. Het is toch veel logischer om burgers meer informatie te geven over dit systeem, of hogere sancties te leggen op het overtreden ervan dan het systeem te veranderen?!
5. Borg,ter L. 10-09-2010 NRC “Klaar om te delen?; moderne piraterij geseling of zegen?” http://academic.lexisnexis.nl.proxy.library.uu.nl/uu/, geraadpleegd: 25-09-2010
Over de discussie of piraterij op het internet positief is of negatief. Er word teen beeld geschetst van de maatschappij waar wij tegenwoordig in leven en hoe makkelijk het is om deel te nemen aan piraterij. Daardoor wordt er in het artikel gesteld dat je wel heel hard moet willen vechten om deze illegale business stilt e willen leggen. Er worden ook wat argumenten voor de stelling gegeven waardoor ik het perspectief van de tegenpartij wat meer eigen kan maken.
6.Deiters,E. 25-06-2010 “ Google versus Viacom: 1-0; Auteursrecht, De nieuwe economie wint (voorlopig) van de oude”, http://academic.lexisnexis.nl.proxy.library.uu.nl/uu/ geraadpleegd 25-09-2010
Gaat over de rechtszaak tussen Google en Viacom die meer dan vijf jaar heeft geduurd. Deze zaak ging over de vraag wie er schuldig was aan het schenden van auteursrechtelijke content. Viacom vond dat Google schuldig was als site beheerder van YouTube, maar de rechter heeft uiteindelijk, na 5 jaar, besloten dat de persoon die een auteursrechtelijk beschermd filmpje illegaal op internet zet als schuldig aangewezen moet worden. Als over een zaak als deze al meer dan 5 jaar moet worden besteed, zie ik niet in hoe je een onderscheid tussen commercieel en niet-commercieel gebruik van auteursrechtelijk beschermde content kunt maken. Bij dit onderscheid komt zoveel kijken, dat het niet te doen is om te controleren of mensen zich aan deze regel houden of niet. En een in eerste instantie niet-commerciële schending van het auteursrecht, kan later wel commercieel worden. Kijk naar dangermouse, hij remixte twee liedjes en plaatse dit op internet. Hij vroeg er geen geld voor, maar toch heeft hij bekendheid gekregen door deze remix. De lijn tussen commercieel en niet-commercieel is gewoon te vaag om door te voeren en te kunnen controleren.
7.Engelfriet,A. 08-06-2010 “Foto’s op internet”, http://www.iusmentis.com/auteursrecht/nl/foto/internet/, geraadpleegd: 25-09-2010
Deze tekst gaat over de rechten die je hebt over een foto en uitzonderingen die er zijn. Het is goed om te weten wat je wel en niet mag doen met foto’s op internet, omdat mensen heel vaak zomaar plaatjes/foto’s van het internet halen en deze voor eigen gebruik houden of ze op hun eigen blog/website zetten. Ik heb dit vooral als achtergrond informatie gebruikt en met oog op bron nummer 10.
8. Grutterink,B., 1-06-2010, ANP “Minister wil auteursrechten verbeteren”, http://academic.lexisnexis.nl.proxy.library.uu.nl/uu/ geraadpleegd: 25-09-2010
Minister Ernst Hirsch Ballin van Justitie wil de regels ten opzichte van het auteursrecht aanscherpen. Hij wil dat auteurs en kunstenaars hun auteursrecht behouden tot na hun overlijden. Ook wil hij dat ze zelf na verloop van tijd kunnen beslissen over de exploitatie van het auteursrecht.
In plaats van de regels versoepelen lijkt het er dus op dat minister Hirsch Ballin de regels juist wil aanscherpen, net als het EU-parlement. Een regeling als het onderscheid maken tussen commerciële en niet-commerciële schending van het auteursrecht past dus helemaal niet in het plaatje van huidige oplossingen.
9.Kunstenaars&Co, 01-2007 Infoblad 52 “Auteursrecht op internet”, http://www.kunstenaarsenco.nl/sbeos/doc/file.php?nid=4246, geraadpleegd: 25-09-2010
Gaat over de rechten die kunstenaars hebben op het internet met betrekking tot het auteursrecht. Het is voor kunstenaars zeer belangrijk dat zij worden beschermd door deze wet, want ze verdienen hun geld met hun creaties. Vaak is dit al geen vetpot, en wanneer andere mensen hun ideeën kosteloos overnemen en ook nog eens zonder vermelding van de originele bedenker levert dit de kunstenaar helemaal niets op. Ook al is het ‘stelen’ van het werk van deze kunstenaars niet met een commercieel doel, toch kan de kunstenaar in veel gevallen geld mislopen. Daarvoor is het Creative Commons model ontworpen die gratis licenties aanbiedt met betrekking tot auteursrechtelijk materiaal. Creative Commons tast het auteursrecht dus niet aan, maar staat toe dat de maker bepaalde rechten verleent aan de gebruikers van zijn werk. Met die licenties moet het voor iedereen direct duidelijk zijn wat er wel en niet met een werk mag gebeuren, zonder dat toestemming aan de maker hoeft te worden gevraagd. Er zijn zes verschillende licenties die je kunt koppelen aan jouw materiaal. Op deze manier bepaalt de eigenaar zelf wat er wel en niet met zijn auteursrechtelijke materiaal gedaan mag worden. Zo kun je er voor kiezen dat jouw materiaal alleen voor niet commerciële doeleinden wordt gebruikt, maar je kunt er ook voor kiezen dat ze jouw materiaal helemaal niet mogen gebruiken. Op deze manier heeft de maker zelf in de hand wat er wel en niet met zijn materiaal gebeurd. Dus in plaats van een alles overkoepelende regel in te stellen kunnen mensen zelf bepalen wat er met hun materiaal gebeurd. Hierdoor is het niet nodig om al gelijk uit te gaan van het toestaan van niet-commercieel gebruik. Doordat je je laat registeren is het veel makkelijker te achterhalen of de ‘gebruikers’ van jouw werk deze regels naleven of niet.
10.Schenkel,M., 02-06-2010 NRC-Next “ Hier geen foto van Ruben; Maar medewerkers van Afriqiyah Airways zetten wel foto’s op Facebook’, http://academic.lexisnexis.nl.proxy.library.uu.nl/uu/, geraadpleegd: 25-09-2010
Het enige overlevende slachtoffer van de vliegtuigramp in Tripoli was veel in het nieuws. Het jongetje verloor zijn gezin en is opgenomen door de rest van zijn familie. Door het wonderbaarlijke verhaal van Ruben zijn er ongewenst veel foto’s van hem verspreid. Zijn familie heeft er alles aan gedaan om alle foto’s van Ruben van het internet af te halen. Net nu het gelukt leek heeft een medewerker van Afrigiyah Airways foto’s van Ruben op facebook gezet. Omdat de nieuwswaarde van Ruben heel hoog was wou iedereen een foto van de jongen zien en plaatsen. Stel je zet een plaatje van dit jongetje op je facebook en je het hier verder geen commercieel voordeel aan zou het bij het invoeren van onze stelling dus niet strafbaar zijn. Maar dit komt in botsing met je privé rechten. Het invoeren van deze regel zorgt dus weer voor het ontstaan van talloze andere problemen die er niet zijn in het huidige systeem. Voor de regels zoals ze nu zijn zie bron 8.
Abonneren op:
Posts (Atom)